top of page

Aan Guus Luijters (3 november 1943 - 3 januari 2025)

Foto van schrijver: Mick BoskampMick Boskamp

Ik weet niet waar je vrijdag de 3e naartoe bent verhuisd. Maar het moet een plek zijn waar andere gestorven superhelden ook welkom zijn. Want dat was je. Een schrijver met ongekende krachten.


Guus, ik (met snor) en columnist Theun de Winter in 1983 tijdens een bezoek aan de Playboy drukkerij in Weert.
Guus, ik (met snor) en columnist Theun de Winter in 1983 tijdens een bezoek aan de Playboy drukkerij in Weert.

Het waren krachten die je pas in de laatste 20 jaar van je leven serieus begon te gebruiken. En waardoor je op het gebied van (onderzoeks)journalistiek en literatuur onmenselijke prestaties zou leveren.


In 2012 verscheen een - zowel letterlijk als figuurlijk - reusachtig boek, waar je maar liefst zeven jaar lang aan gewerkt had. In Memoriam, samengesteld met Aline Pennewaard bevat 17.964 namen en waar mogelijk een gezicht van even zoveel Joodse kinderen die in de Tweede Wereldoorlog waren gedeporteerd en gestorven. Daarover vertelde je in het n.a.v. jouw overlijden korte, maar mooie portret van AT5: ‘Het was de bedoeling dat ze van de aardbodem verdwenen. Maar dat zal nooit meer lukken. Want ze staan in een boek.’ En ook: ‘Babies, 0 jaar, 1 jaar, kinderen van 10, het leven moet nog beginnen en dan zijn ze dood gemaakt…’


Tijdens de Corona-periode heb je 'uit verveling' 9 romans geschreven. Mag ik het even herhalen? Negen romans!


Ik ga niet al je wapenfeiten benoemen van de laatste 20 jaar. Die staan uitgebreid in o.a. Het Parool en op Wikipedia. Maar toen ik op die vrijdag en in het weekend de necrologieën las, viel me op dat er nauwelijks werd geschreven over jouw periode bij Playboy Nederland. En dat terwijl je bij het magazine vanaf de start in 1983 maar lieft 20 jaar in dienst zou zijn als redacteur.

Gelukkig dat ik over die 'verdwenen' periode in je leven wat kan vertellen..

Want een aantal maanden later dan jij - het blad moest toen nog vorm krijgen - trad ik in dienst bij Playboy, waar ik als collega-redacteur - baas boven baas - 21 jaar zou werken.


We waren niet de enigen met veel dienstjaren. Hoofdredacteur Jan Heemskerk Sr, redacteur Willem Baars, vormgever Ab van Joolen en onze rots in de branding, redactie-secretaresse Ina van Rijn, tikten bijna allen tussen de 15 en 20 jaar aan. Alleen redacteur en later chef-redacteur Jan Peter Jansen was 'slechts' 11 jaar in dienst. Waaruit de conclusie kan worden getrokken dat we het daar goed naar ons zin hadden.


De eerste keer dat je indruk op me maakte, was met je voet. Die trap voor m'n kont die je me gaf, voelde ik een dag later nog.

Na een heftige redactie-vergadering begin 1983, waarin Heemskerk ons het schokkende nieuws vertelde dat de directie had besloten om hem te degraderen tot adjunct- hoofdredacteur om ruimte te maken voor Panorama columnist Hans Auer, was jij zeer ontstemd. Gelukkig zou die constructie van korte duur zijn, maar op dat moment wisten we dat nog niet. Op die vergadering en petit comité werd veel drank geschonken. Dat kon nog allemaal in die tijd. Toen we na stonden te praten en deze 'jongste bediende' iets onschuldigs zei, wat jij in benevelde toestand fout interpreteerde, gaf je me een harde trap. Het was de eerste en laatste keer dat je onaardig tegen me deed. Of iets onaardigs over me schreef.


De reden waarom ik je deze brief zo laat schrijf, is dat ik op zoek was gegaan naar een document, dat ik pas gisteren vond. Het nadeel van een verzamelstoornis is dat je zelden iets vindt wat je zoekt. Maar soms is er ook een voordeel. Ik vond een hoofdstuk dat je mij had gegeven uit een boek dat je bij mijn weten nooit zou afschrijven. Dat boek zou Mijn Leven Als Jongensboek gaan heten, met als subtitel Herinneringen. In dat hoofdstuk schreef je dat het in de begintijd van Playboy niet moeilijk was om goede schrijvers, journalisten of fotografen te vinden, maar dat de problemen toen lagen op het gebied van bloot.


Je schreef:


'Dat het ook heel anders kon en onze problemen dus wel degelijk oplosbaar moesten zijn, viel af te leiden uit de onafzienbare stroom polaroids van ongehoord mooie, zeer blote en meestal een tikje overbelichte jongedames, die allemaal op datzelfde bed, gefotografeerd waren door een jongeman die ons vanaf het moment dat hij gehoord had dat er misschien een Playboy kwam iedere dag met zijn ideeen kwam bestoken. Bij het popblad waar hij werkte zei hij dat hij dan even naar de wc moest. "Misschien moeten we gewoon de foto's van die Boskamp nemen," heb ik wel eens geopperd, maar Dick de Moei die er verstand van had, zoals alle art-directors, zei dat dat niet kon, want de foto's in kwestie waren scherp en dat was niet de bedoeling, want in het geheel niet artistiek. Ondanks dat is het tussen Boskamp en Playboy, toch nog vrij snel goed gekomen. Toen we echt niet meer wisten waar we een beroemdheid voor ons eerste nummer vandaan moesten halen, kwam hij, scherp getimed, met Hannah de Leeuwe, zijn toenmalige stiefmoeder aanzetten en dat bleek het 'offer we couldn't refuse'. Inmiddels werkt hij vijf relaties verder, allemaal met iets overbelichte schoonheden, nog altijd voor het blad.'


Wat heb ik in die twintig jaar gelachen met je. Zoals die keer dat we, samen met Jan Cremer en Oesters Van Nam Kee-auteur Kees van Beijnum om onduidelijke reden, want we kwamen niet voor de vrouwelijke werknemers, in een animeertent dichtbij het Rembrandtplein belandden. Toen we zwijgend aan de bar gingen zitten en omringd werden door animeermeisjes, die veel lachten, maar niets te melden hadden, verbrak Cremer de stilte en zei: 'Jongens, nog vragen?'


Ook onvergetelijk was het bezoek van de Playboy-redactie aan een beauty-farm, die ons had benaderd of we interesse hadden in een gratis behandeling, inclusief diner en logies voor één nacht. Dat we je hebben meegekregen, was al een wonder op zich. Maar toen een schoonheidsspecialiste aan jouw gezicht begon te zitten, stoof je de ruimte uit. Een paar uur later vonden we je zittend aan de bar, waar je bij navraag al die tijd niet van je kruk was afgekomen. Tiijdens het diner noemde je de ober steevast 'Obie' en omdat jij en ik op één kamer sliepen, werd ik een groot gedeelte van de nacht wakker gehouden door gezang. Jouw gezang. Van het lied 'Haj de wietska, de kapitein' zong je met een donkere bariton alleen de titel. En dat oeverloos achter elkaar.


Maar ik leerde je echt goed kennen, tijdens onze vele autoritten. En veel is in dit geval een understatement. Want ik denk dat ik als toenmalig mede-Amsterdammer je met wekelijkse regelmaat zo'n kleine tien jaar van je huis in Mokum-West naar Playboy reed en weer terug. Die ritten leken aanzienlijk korter met jou naast me. Als je ging zitten en je plagerig een voet op het dashboardkastje liet rusten, want je wist hoe netjes ik op die auto was, stak je meteen van wal. En zoals zo vaak in je fraaie beschrijvende stukken meanderden de verhalen dan alle kanten op. Als het over personen ging, waren er twee smaken. Of je mocht iemand. Of je mocht iemand niet.


Regelmatig viel de naam van schrijver Jeroen Brouwers, die een lelijk stuk had geschreven over jou als literair criticus van Het Parool. Dan was de auto te klein om jouw woede te herbergen. Je gaf me ook vaak adviezen. Toen ik bezig was om een appartement boven de Kalvertoren in de Kalverstraat te kopen, gaf je de tip: 'Vraag jezelf altijd af of er nog leven is na de hypotheek' En als je het over je vrouw Ruth en je dochter Sara had, deed je altijd je best om stoer over ze te doen. Maar ondertussen spatte de liefde er vanaf. Overigens meen ik me te herinneren dat ik Saar voor het eerst in haar leven meenam naar de RoXY. Nu schrijft ze de mooiste stukken en interviews, o.a. voor Het Parool. Toen ik jouw portret op AT5 aan iemand appte die dat kon waarderen, maar jou niet kende, stuurde ze terug: 'Wat een mooie vent moet dat geweest zijn. Zeven jaar van zijn leven gewijd aan het geven van een gezicht aan omgekomen kindjes in de oorlog...groot hart.'


Dat klopte. Het hart van een superheld. Hier het interview met jou over In Memoriam in De Wereld Draait Door (2013):




image.jpg

Door

Mick Boskamp

bottom of page